De grote afkorting show

Maar wat zeggen ze nou eigenlijk?

Wanneer je je SL verplaatst net onder de liq zone dan zit je wel safe, laten we kijken wat de PA doet. WTF? zal je denken als je in onze telegram groep meeleest termen als SL,liq,PA,FA,fib’s we gebruiken er heel wat, hieronder hebben we voor jou de meeste termen op een rijtje gezet!

  1. PA (Price Action) – Prijsactie: Analyse van de bewegingen van de marktprijs om toekomstige bewegingen te voorspellen, zonder het gebruik van technische indicatoren.
  2. TF (Time Frame) – Tijdsbestek: De periode die elke kaars of balk op een grafiek vertegenwoordigt, variërend van enkele seconden tot meerdere jaren.
  3. TP (Take Profit) – Winstnemen: Een vooraf ingesteld prijsniveau waarop een handelaar zijn winst neemt en een open positie sluit.
  4. SL (Stop Loss) – Stopverlies: Een vooraf bepaald prijsniveau ingesteld door handelaren om verliezen te beperken.
  5. EMA (Exponential Moving Average) – Exponentieel Voortschrijdend Gemiddelde: Een type voortschrijdend gemiddelde dat meer gewicht geeft aan recente prijzen om sneller op prijswijzigingen te reageren.
  6. SMA (Simple Moving Average) – Eenvoudig Voortschrijdend Gemiddelde: Een rekenkundig gemiddelde van een bepaald aantal prijzen over een specifieke periode.
  7. RSI (Relative Strength Index) – Relative Strength Index: Een momentumindicator die meet hoe overgekocht of oververkocht een effect is.
  8. MACD (Moving Average Convergence Divergence) – Moving Average Convergence Divergence: Een trendvolgende momentumindicator die het verschil toont tussen twee voortschrijdende gemiddelden.
  9. BB (Bollinger Bands) – Bollinger Bands: Een technisch analyse-instrument dat een gemiddeld prijsbereik definieert waarbinnen de prijs van een effect normaal beweegt.
  10. FR (Fibonacci Retracement) – Fibonacci Retracement: Een hulpmiddel voor technische analyse dat wordt gebruikt om steun- en weerstandsniveaus te identificeren.
  11. ATR (Average True Range) – Gemiddeld Waar Bereik: Een indicator die de volatiliteit van de markt meet.
  12. ADX (Average Directional Index) – Gemiddelde Richtingsindex: Een indicator die de kracht van een prijstrend meet.
  13. IC (Ichimoku Cloud) – Ichimoku Cloud: Een veelzijdige indicator die informatie biedt over steun- en weerstandsniveaus, evenals momentum en trendrichting.
  14. STO (Stochastics Oscillator) – Stochastics Oscillator: Een momentumindicator die de positie van de huidige prijs in verhouding tot de recente prijsrange toont.
  15. CCI (Commodity Channel Index) – Commodity Channel Index: Een veelzijdige indicator die helpt om nieuwe trends of cyclische omkeringen te identificeren.
  16. OBV (On-Balance Volume) – On-Balance Volume: Een momentumindicator die volume gebruikt om voorspellingen over de prijsrichting te maken.
  17. PP (Pivot Points) – Pivot Points: Een indicator gebruikt om algemene markttrends en specifieke steun- en weerstandsniveaus te identificeren.
  18. Vol (Volume) – Volume: Het aantal aandelen of contracten dat binnen een bepaalde periode wordt verhandeld.
  19. Spread – Spread: Het verschil tussen de bied- en laatprijs van een effect.
  20. Bear/Bull – Bearish/Bullish: Termen die respectievelijk neerwaartse en opwaartse markttrends aanduiden.
  21. Div (Divergence) – Divergentie: Een situatie waarbij de prijs van een effect en een technische indicator in tegenovergestelde richtingen bewegen.
  22. BO (Breakout) – Breakout: Een term die wordt gebruikt wanneer de prijs van een effect een bepaald steun- of weerstandsniveau doorbreekt.
  23. CS (Candlestick) – Candlestick: Een grafiektype dat de open, hoog, laag, en sluitprijs van een effect binnen een specifieke periode toont.
  24. CP (Chart Patterns) – Grafiekpatronen: Patroonherkenning binnen grafieken om toekomstige marktbewegingen te voorspellen.
  25. LV (Leverage) – Hefboomwerking: Het gebruik van geleend geld om de potentiële return van een investering te vergroten.
  26. MR (Margin) – Marge: Geleend geld gebruikt om effecten te kopen, waardoor handelaren grotere posities kunnen innemen.
  27. SS (Short Selling) – Kort verkopen: Het lenen en verkopen van een effect in de verwachting dat het in waarde zal dalen.
  28. Liq (Liquidity) – Liquiditeit: De mate waarin een effect snel verkocht kan worden zonder de marktprijs significant te beïnvloeden.
  29. Vol (Volatility) – Volatiliteit: De mate van prijsschommeling van een effect over tijd.
  30. Gap – Prijskloof: Een plotselinge verandering in de prijs van een effect zonder handel ertussen.
  31. Hedge – Hedging: Investeringen gebruiken om potentieel verlies in andere investeringen te verminderen.
  32. Arb (Arbitrage) – Arbitrage: Het gelijktijdig kopen en verkopen van een effect in verschillende markten om te profiteren van prijsverschillen.
  33. Beta – Beta: Een maatstaf voor de volatiliteit van een effect in vergelijking met de markt als geheel.
  34. Delta – Delta: Een optie-griek die de gevoeligheid van de optieprijs meet voor veranderingen in de prijs van het onderliggende effect.
  35. Gamma – Gamma: Een optie-griek die de snelheid meet waarmee de delta van een optie verandert.
  36. Vega – Vega: Een optie-griek die de verandering in de prijs van een optie meet als gevolg van een verandering in de volatiliteit van het onderliggende effect.
  37. Theta – Theta: Een optie-griek die de tijdswaardevermindering van een optie meet.
  38. Rho – Rho: Een optie-griek die de gevoeligheid van de optieprijs voor renteveranderingen meet.
  39. OI (Open Interest) – Openstaande Interesse: Het totale aantal uitstaande derivatencontracten, zoals opties of futures.
  40. ROI (Return on Investment) – Rendement op Investering: Een maatstaf voor de winstgevendheid van een investering.
  41. EPS (Earnings Per Share) – Winst per Aandeel: De winst van een bedrijf gedeeld door het aantal uitstaande aandelen.
  42. P/E (Price to Earnings Ratio) – Koers-Winstverhouding: Een waarderingsmaatstaf die de marktprijs van een aandeel vergelijkt met de winst per aandeel.
  43. DY (Dividend Yield) – Dividendrendement: Een financiële ratio die laat zien hoeveel een bedrijf elk jaar aan dividenden uitbetaalt per aandeel, afgezet tegen de aandelenprijs.
  44. SR (Sector Rotation) – Sectorrotatie: Het verplaatsen van investeringen van de ene sector van de economie naar de andere.
  45. MC (Market Cap) – Marktkapitalisatie: De totale marktwaarde van een bedrijf, berekend door het aantal uitstaande aandelen te vermenigvuldigen met de huidige marktprijs per aandeel.
  46. LR (Liquidity Ratio) – Liquiditeitsratio: Financiële ratio’s die aangeven hoe goed een bedrijf in staat is om op korte termijn aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.
  47. D/E (Debt-to-Equity Ratio) – Schuld-Eigen Vermogen Verhouding: Een maatstaf die de financiële hefboomwerking van een bedrijf aangeeft.
  48. OM (Operating Margin) – Operationele Marge: Een maatstaf voor de winstgevendheid van een bedrijf, berekend als het operationeel inkomen gedeeld door de netto-omzet.
  49. CF (Cash Flow) – Kasstroom: De nettohoeveelheid contant geld en gelijkwaardige middelen die worden gegenereerd of verbruikt in een bepaalde periode.
  50. BV (Book Value) – Boekwaarde: De waarde van een bedrijf als alle verplichtingen van de activa worden afgetrokken, vaak gebruikt in verhouding tot de marktwaarde.
  51. Fib (Fibonacci) – Fibonacci: Een reeks getallen waarbij elk getal de som is van de twee voorgaande getallen, wat in de technische analyse wordt gebruikt om potentiële steun- en weerstandsniveaus te identificeren. Deze niveaus worden berekend door horizontale lijnen te trekken op een grafiek op de belangrijkste Fibonacci niveaus van 23,6%, 38,2%, 50%, 61,8%, en soms 76,4%, gemeten vanaf een significante piek tot een significante bodem (of omgekeerd) om te anticiperen waar en wanneer de markt mogelijk stuitert of weerstand ondervindt.
  52. Cam (Camarilla) – Camarilla: Een set van acht zeer specifieke pivot points die een reeks steun- en weerstandsniveaus aangeven. Deze niveaus worden gebruikt door sommige traders om zeer korte termijn intraday draaipunten in de markt te identificeren. De Camarilla vergelijking gebruikt de vorige dag’s high, low en close prijzen om deze acht niveaus te berekenen. Vier van deze niveaus liggen boven de sluitingsprijs en worden gezien als weerstandsniveaus, terwijl de andere vier onder de sluitingsprijs liggen en als steunniveaus fungeren. Traders gebruiken deze niveaus om potentiële entry en exit punten voor hun trades te identificeren.
  53. PP (Pivot Point) – Pivot Point: Een technische analyse-instrument dat wordt gebruikt om algemene markttrends over verschillende tijdsbestekken te identificeren. Pivot points worden berekend door het gemiddelde van de hoge, lage, en sluitingsprijzen van de markt van de voorgaande handelsdag te nemen. Dit centrale pivot point wordt vervolgens gebruikt om extra steun- en weerstandsniveaus te berekenen, die traders helpen bij het bepalen van optimale entry- en exitpunten voor hun trades. Pivot points worden vaak gebruikt in combinatie met andere indicatoren om de sterkte van marktbewegingen te bevestigen en potentiële draaipunten in de prijsactie te identificeren.


Deze lijst biedt een breed overzicht van veelgebruikte termen in trading en beleggen, bedoeld om nieuwe traders een solide basis te geven in het begrijpen van de marktdynamiek en analysemethoden.